Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
ietwat grote, lijzige jongen
ook: een lamme goedzak
ook in combinatie met bn.: luie leubbes, grote leubbes, lange leubbes, …
VD2013 online: lobbes, lobbesen
(1658) afgeleid van lob (halskraag, kwab), met het achtervoegsel van bv. dreumes
1. grote, goedaardige hond
2. goedige kerel, sul
WNT: Lobbes, (m.), lobbesen
Blijkbaar verwant met Lob, al komt in een paar van de oudstbekende plaatsen de bet. ”dik, groot” niet uit. In de bet. van pummel kennen verschillende dialecten (zie b.v. DE BO 1873, CORN.VERVL., MOLEMA) een woord loebas.
1. Naam voor een hond
2. Goedige kerel, sul.
hondensite: ‘Ik ben een Leubbe, lamme goedzak, knuffeldier. Merle is de kleur , pup de geur’
De Strangers: ’k kende het onderscheid ni tusse bok en geit
da zee mij nà gin knijt, ik bleef altijd
’nen onnozele leubbe…
Daarstraks heb ik die drie leubbesen van Vervoort zien passeren. Ze gingen richting de Ganzebeek.
‘Wat wilde hij dan, hijgde zij driftig, lig niette zeeveren, groote leubbes’ (Een mens van goede wil; Gerard Walschap)
lijk, stoffelijk overschot, en ook de uitwasemingen of de geur daarvan
Eertijds werden lijkbidders reeuwers genoemd, die de dode op een reeuwlaken legden en het lijk reeuwden, id est prepareerden.
Zie ook: reeuwstro
WNT: Reeuw geldt veelal als de schrijftaalvorm, ook daar waar ree gesproken wordt (verg. bij TEIRL.). Thans als simplex alleen nog in Vlaanderen en Brab.
Julie, zet e bitsje de kamerdeure open van de vouwte, opdat de reeuw zou weggaan, Aant. v. GEZELLE (Pittem, ± 1880).
Reeuw …; Cadaver, O. Volkst. 3, 27 a (W.-Vl., 1890)
In tijden van epidemieën werd somtijds reeuwroof gepleegd.
letterlijk het stro waarop een reeuw door de begrafenisondernemers werd gelegd voor de uitvaart. Figuurlijk: de laatste stuiptrekkingen, de genakende dood van iets of iemand.
Vandaar het West-Vlaamse ‘op zijn reeuwstro liggen’: zo goed als afgelopen zijn.
WNT: Alleen aangetroffen bij wvl. schrijvers.
Reeuwstroo … Het stroo waar een lijk op ligt tot dat het gekist wordt, DE BO (1873).
Het gebruik, de doode eerst op stroo te leggen (het ”lijkstroo” of ”reeuwstroo”, in West-Vlaanderen, de ”waam” of de ”sjouf” in Limburg) is bijna geheel verdwenen, PEETERS, Eigen Aard 489 (1946).
Stijn Streuvels werd op de traditionele boerenmanier begraven: op reeuwstro en op een reeuwkar.
schepnet
VD2013 online: (gewestelijk)
WNT: Schepzak, schepnet. Gewestelijk in Z.-Ndl. (TUERL.; CORN.-VERVL.).
De vis zit in de schepzak.
schepnet
VD2013 online: (gewestelijk)
WNt: Schepzak, schepnet. Gewestelijk in Z.-Ndl. (TUERL.; CORN.-VERVL.).
De vis zit in de schepzak.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.