Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
onderdeel van een legkast, linnenkast; tapkast (nl. de planken)
ook schab, schabben
U hebt gezocht op het woord: schap.
RESULTAAT (max 20 woorden)
schap (het, de; schappen)
1 plank van een kast of langs een wand, vooral met winkelvoorraden
Voor mij nen trappist van het schap a.u.b. (d.i. niet gekoeld)
Volle boezem
vgl: balkon, kommisveur
De buurvrouw heeft een groot schap.
1. blozen van verlegenheid, gene hebben
2. blozen van schaamte (negatief)
ook: geen rode kaken krijgen: nergens meer van blozen, nergens meer mee zitten
1. 14j was ik, toen ik ocharme rode kaken kreeg als een jongen naar mij lachte. De jonkheid van vandaag is franker, ze krijgen geen rode kaken meer in zo’n situatie.
2. Stop nu met u zo kinderachtig te gedragen, ge moest rode kaken krijgen van schaamte.
de zoelte:
wanneer op, een warme zomeravond in de verte bliksems
waar te nemen zijn, wil dit nog niet zeggen dat het zal donderen, in W.-Vl. spreekt men van de zoelte (Wingene)
Die weerlichten in de verte? Ge moet niet peizen dat het
daarom zal donderen, het is van de hitte dat de zoelte speelt.
een aanvaring gehad, mot gehad.
Die politiecombi had toen nen goeie bots gehad.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.