Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door nthn

    patat
    (de ~ (v.), ~ten)

    mep, slag
    vgl. paté

    Antw.: pe.taat

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Slag, oorveeg. In Z.-Nederl. en Zeeland
    - Een patat krijgen, De Bo (1873).
    - Iemand eenen patat draaien, De Bo (1873).
    - Iemand ‘ne’ pataat om zijn ooren geven, Cornelissen-Vervliet (1899)

    > verzamellijst bij: safflet

    zie ook patat, een ~ krijgen

    Als je niet braaf bent, zal ik je een patat tegen je oren geven.

    Bij die vechtpartij heeft hij een ferme patat op zijn oog gekregen.

    Die botsing gehoord? Dat was een serieuze (serieus) patat, ze!

    Gaat je website echt een patat krijgen van google? (quadrantcommunications.be)

    > andere betekenis van patat

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 16 Mar 2021 23:39
    2 reactie(s)

    patat
    (de ~, (m.), ~ten)

    1) lomperik
    2) deugeniet
    3) vetjuin

    bijnaam, scheldwoord zonder vulgair te zijn

    > andere definitie van patat

    1) Daar moet ge toch een patat voor zijn om te beginnen werken zonder contract.

    2) “Gij kleine patat, ons oma zo foppen”

    3) “Hoe ziede gij eruit, vuile patat. Pakt maar gauw een douche.”

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door nthn op 16 Mar 2021 23:37
    8 reactie(s)

    patat
    (tussenwerpsel)

    boem, boef, bang, klabots
    ook: boempatat

    Hij struikelde en patat daar lag em tegen de aarde.

    Patat, die goal hadden ze niet zien aankomen.

    Patat! Deze vips krijgen (letterlijk) een duizelingwekkende KO op hun bord. (hln.be)

    > andere betekenis van patat

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door nthn op 16 Mar 2021 23:35
    0 reactie(s)

    kotvader
    (znw. de ~ (m.), ~s)

    mannelijke tegenhanger van de kotmadam; huisbaas; kotbaas

    woordspeling met Engels ‘godfather’ (in de betekenis ‘mafiabaas’)

    zie ook verzamellemma koterij

    ook af en toe feestje met akkord van de kotvader Frank (allekoten.be)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 11 Mar 2021 20:42
    2 reactie(s)

    koterij
    (verzamellemma)

    De Vlaming is, zacht uitgedrukt, erg gesteld op zijn koterij in de bouwkunde, maar even goed in de taalkunde. In dit lemma bewaren we een overzicht van een hele rist koten – ‘koterij’ is hiervan het collectief meervoud. In se is elke afgesloten ruimte kleiner dan een volwaardige woonst een kot (hoewel het woord ‘kot’ ook als koosnaam voor een huis kan aangewend worden), waardoor er constant nieuwe samenstellingen kunnen ontstaan. Naast deze samenstellingen bestaan er ook ettelijke typische uitdrukkingen die rond een of ander ‘kot’ draaien.

    Samenstellingen:

    apenkot
    ballenkot
    bergkot
    bergingskot
    bezemkot
    buskotje
    digikot
    doempkot
    drugskot
    druppelkot
    duivenkot
    fietsenkot
    frietkot
    fritkot
    hennekot
    hoerenkot
    hondenkot
    houtkot
    hullekot
    jeneverkot
    kattenkot
    kiekenkot
    koffiekot
    kolenkot
    koolkot
    kotgenoot
    kruipkot
    opkotplicht
    pandoerenkot
    paskot
    platen kot
    rattekot
    rokerskot
    rommelkot
    smoorkot
    smurfenkot
    stampkot
    stemkotje
    studentenkot
    telefoonkot
    tuinkot
    vogelkot
    vogelkotje
    waskot
    wc-kot
    werkkot
    wietkot
    zottekot
    zuipkot
    zwienekot
    zwijnenkot

    Studentenjargon:
    boerenkot
    kotstudent
    kotbaas, kotmadam, kotvader
    kotbaasbedrijf
    kotbedrijf
    kotencomplex
    kotfuif
    kotreglement
    kotleven
    koteten en daarmee ook kotkilo’s
    kotlabel
    kotbelasting/kottaks
    luxekot
    sportkot

    Uitdrukkingen:
    blijf in uw kot
    dansen, mijn kot staat te ~
    kot, eerst een ~ en dan een varken
    kot, het ~ afbreken
    kot, het ~ in brand steken
    kot, het ~ is te klein
    kot, het ~ voor zich (alleen) hebben
    kot, het ~ vrij hebben
    kot houden
    kot, iemand uit zijn ~ lokken
    kot, in zijn ~ blijven
    kot, op ~ gaan
    kot, op ~ zitten
    kot, uit z’n ~ komen

    Regionaal beperktere uitdrukkingen:
    Kotegem
    kot, daar hebt ge het ~
    kot, iemand naar zijn ~ rijden
    kot, er zijn ~ in hebben
    sterven op het kot
    kotje, in een ~ zitten
    vogelkotje, tegen het ~ gelopen

    zie ook kot, -erij

    zie ook schrijf- en uitspraakvariant koterie

    > andere betekenissen van koterij

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 11 Mar 2021 19:15
    1 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.