Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door nthn

    opplooien
    (ww., plooide op, opgeplooid)

    (op)vouwen van bvb kledij

    Van Dale 2016 online: BE, niet algemeen

    zie ook plooien; verzamellemma kledij

    De kleren zijn proper opgeplooid en in de kleerkast gelegd.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 28 Mar 2020 12:55
    0 reactie(s)

    fronsen
    (ww. fronste, gefronst)

    in een kledingstuk kleine plooien aanbrengen

    SN: rimpelen (naaistersterm)

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands fronsels maken aan een kledingstuk

    zie ook verzamellemma kledij

    Smok is een vorm van fronsen.

    Het kleedje is bijna af, de mouwen moeten nog gefronst worden.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 28 Mar 2020 12:55
    2 reactie(s)

    kledij
    (verzamellemma)

    De Vlaamse garderobe ziet er betrekkelijk anders uit dan de Nederlandse. In dit lemma bewaren we een lijst van allerlei Vlaamse kledingsstukken en gerelateerde terminologie, evenals uitdrukkingen die naar deze kledij verwijzen. Een aanzienlijk deel van deze terminologie is (duidelijk) geleend van de zuiderburen, maar er zijn ook verschillende gevallen waarbij de Hollander, en dus de Nederlandse standaardtaal, een Frans woord gebruikt, terwijl de Vlaming er zelf een woord voor heeft bedacht. Bij de gelinkte lemma’s zijn er bovendien nog talloze andere namen voor kledingsstukken te vinden.

    kledij:
    aanstekers
    baai
    bain de soleil
    badkostuum
    bovenlijfke
    bretellen
    broeksriem
    centuur
    cravat
    debardeur
    duffelcoat
    frak
    frennen
    frulleke
    gilet
    golf
    gordel
    kap
    kaptrui
    kaspoesjeir
    klak
    kleed(je) (+ avondkleed, bloemekeskleed, communiekleed, doopkleed, slaapkleed, trouwkleed, zomerkleed, …)
    knop
    kostuum
    kousen
    k-way
    lits
    manchetknop
    mantel
    marcelleke
    nestels
    neuke
    onderlijfke
    onderpull
    overal
    palto
    pantoffels
    plastron
    pression
    pull
    regenscherm
    rijkoord
    sletsen
    sloefen
    sous-pull
    tailleur
    tallon
    tiret
    veston
    voorschoot

    werkwoorden:
    fronsen
    opplooien
    plooien
    sletsen

    varia:
    avondkledij
    droogkast
    droogkuis
    gele hesjes
    kapstok
    kroon, de ~ ontbloten
    okselvijver
    smink
    tent
    wasmachien

    uitdrukkingen:
    frak, amaai mijne ~
    klak, amai mijn ~
    broek, de ~ dragen
    ene frak en twee schoenen
    Jean met de klak
    klak, er met de ~ naar gooien
    kiekens, de ~ zitten door den draad
    kleedje, in een nieuw ~ steken
    met de klak rondgaan
    nestel, zijnen ~ afdraaien
    sloef, op zijn ~en afkomen
    voorschoot, een ~ groot

    > andere betekenis van kledij

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 28 Mar 2020 12:55
    2 reactie(s)

    voorschoot, een ~ groot
    (uitdr.)

    niet groot, klein, …

    vergelijk postzegel, zo groot als een ~ en zakdoek, een ~ groot

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands

    DS2015 standaardtaal

    West-Vlaanderen: schorte, e ~ groot

    zie ook verzamellemma kledij

    Dat terras is amper een voorschoot groot, ge kunt er nog geen tafel zetten.

    Op wereldvlak is België amper een voorschoot groot.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 28 Mar 2020 12:54
    0 reactie(s)

    voorschoot
    (de ~ (m.), ~en)

    Zowel in Vlaanderen als in Nederland is een voorschoot een schort die men voor de ‘schoot’ bindt, bv. in de keuken.
    In Vlaanderen is de voorschoot ook de naam van een kledingstuk, eventueel met korte of lange mouwen, dat heel het lichaam bedekt om de kleren te beschermen. Het wordt vooral gedragen door vrouwen.
    In Nederland wordt dit een ‘jasschort’ genoemd.

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    voorschoot: vrouwenschort: kleedingstuk dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleeren tegen vuil te beschermen, bep. bestaande uit een stuk stof dat met banden om het middel wordt bevestigd en vandaar van voren over den rok neerhangt. In burgerdrachten van vroeger en in regionale drachten ook algemeen als onderdeel van de alledaagsche dracht beschouwd; schort; boezelaar. Nog een gangbare dialectterm in Vlaams-Brabant, Antwerpen, Noord-Brabant en Oost-Vlaanderen. In meerdere dialecten is de r aan den volgenden sch geassimileerd en ontmoet men vormen als vooschoot, veuschoot, vusschoot.
    In dialecten in het Zuiden is het mannelijke geslacht het gangbare.

    Antwerps: verschoet en verschoei (meerv. verschoeien)
    Kempen: veuschoot, veuschoet, veschoot; mv.: veuschoeës, veuschoeën, veuschoeien
    Limburg: scholk
    Lumbutgse Kempen: jassescholk

    zie ook voorschoot, een ~ groot; verzamellemma kledij

    Vroeger moesten meisjes op school altijd een geruiten voorschoot aan.

    Eenen blauwen oft witten lynen voorschoot, Geschiedenis van Antwerpen Brabant, 1300-1450 (uit een inventaris der 16de eeuw). (Middelnederlandsch Woordenboek)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 28 Mar 2020 12:54
    9 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.