Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door nthn

    kot
    (het ~ (o), ~en)

    1. bordeel, ook hoerekot, cabardouche (kabberdoeske)
    Het glazen straatje met zijn gekende koten:
    Prostitutie in Gent

    2. groot huis (sarcastisch bedoeld):
    villas

    zie ook verzamellemma koterij

    1. Op de Kortrijkse Steenweg staan veel hoerekoten

    2. “Amai, zo e(en) kot jong!” In verwondering gezegd over een sjieke villa.

    > andere betekenissen van kot

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 08 Feb 2020 11:14
    4 reactie(s)

    kot
    (het ~, -en)

    gevangenis, nor, amigo

    zie ook verzamellemma koterij

    Die gast heeft in zijn jonge jaren nog in ’t kot gezeten voor zijn domme toeren.

    > andere betekenissen van kot

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 08 Feb 2020 11:14
    0 reactie(s)

    kot
    (het ~, ~en)

    studentenkamer, studentenkot

    Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands

    - Ook overgenomen in het Belgisch-Frans, met verfranst meervoud ‘kots’ en ervan afgeleid werkwoord ‘kotter’ (op kot wonen).

    zie ook kot, op ~ gaan; kot, op ~ zitten; meisjeskot; luxekot; verzamellemma koterij

    Klik op de afbeelding
    Interieur, overzicht van een studentenkamer in de aanbouw - Maastricht - 20532211 - RCE

    Ik heb in mijne studententijd altijd op kot gezeten.

    Ik ga op kot in Kortrijk. In Leuven is de kwaliteit van de studentenkoten beter dan in Gent.

    Onze Fien zit op kot in Leuven, ik mis haar enorm.

    > andere betekenissen van kot

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 08 Feb 2020 11:13
    2 reactie(s)

    kot
    (zn. o. -en)

    1. hokje, cel (autobuskotje: bushok; telefoonkot: telefooncel)
    2. gewoon huis
    3. achtergebouw

    Bushokje

    zie ook verzamellemma koterij

    1. We kunnen schuilen bij regen in het autobuskotje.

    2. Ik baal ervan als ik hoor dat het tijd is huiswaarts te keren, men spreekt van: we gaan naar ons kot!

    3. De buren beginnen met de afbraak van hun koterijen (achtergebouwtjes).

    > andere betekenissen van kot

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 08 Feb 2020 11:12
    1 reactie(s)

    kot
    (het ~, koten/kotes)

    dierenhok

    Van Dale 2013: kot (het; meervoud: kotten; in Belgiƫ: koten)

    Kempen: mv: koters, kotes

    Icono512
    Hondenkot

    zie ook verzamellemma koterij

    De konijnenkoten moeten eens uitgekuist (uitkuisen) worden, ze stinken.

    De school dat is een apekot, parlez-vous
    De apen zitten twee aan twee, parlez-vous
    De grootsten aap die zit van voor
    En doet de zotste kuren voor, inke pinke parlez-vous
    (Vuile Mong en zijn vieze gasten)

    > andere betekenissen van kot

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 08 Feb 2020 11:12
    13 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.