Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door Georges Grootjans

    kuisen
    (ww. kuiste, gekuist)

    poetsen, schoonmaken, proper maken

    vnw

    wnt: (Belgisch-Nederlands) ‘schoonmaken, reinigen, poetsen’. Afleiding van het bn. kuis in de betekenis ‘zuiver, rein, net’. Van kuisen is weer het zn. kuis ‘schoonmaak, poetsbeurt’ afgeleid, zoals in de groote kuisch ‘de grote schoonmaak’
    (M. Philippa e.a.)

    Van Dale online 2018: kuisen
    BE; spreek­taal schoon­ma­ken, rei­ni­gen
    het huis kui­sen
    vis kui­sen

    meer specifieke kuisactiviteiten zijn:
    - schoenen poetsen, zie kuisen, schoenen ~
    - auto wassen, zie kuisen, auto ~
    - tanden poetsen, zie kuisen, tanden ~
    - ruiten lappen, zie kuisen, ruiten ~

    andere dingen die specifiek gekuist worden: vis, groenten, …

    zie ook afkuisen, opkuisen, uitkuisen, wegkuisen, kuisgerief, grote kuis, kuiskleren; kuisvrouw; kuiswater

    Ik heb honger. Zal ik de groentjes voor de soep beginnen kuisen?

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 30 Nov 2024 15:36
    0 reactie(s)

    bolleket
    (de ~ (m.), ~ten)

    dikke knikker

    wnt: bij bonket: ook bolket, bolleket.
    Groote knikker, stuiter of bal van twee tot vier duim middellijn, oorspronkelijk zeker van been of ivoor, maar later ook van leem, glas, steen, albast, ijzer, lood, elastiek enz.

    ook in Steenhuffel, Merelbeke, Gent

    zie synoniemen van knikker bij marbel

    Wilt ge die bolleket ni ruilen voor 5 marbels?

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 30 Nov 2024 15:35
    3 reactie(s)

    trochelen
    (ww., trochelde, getrocheld)

    voorlopig vastnaaien, driegen met driegdraad

    wnt: troggelen, trochelen, Truggelen: de vorm met – ch – is de oudste.
    Met groote steken voorloopig aan elkaar naaien, rijgen; los en slordig aan elkaar zetten, slordig naaien, stoppen of breien.
    In Zuid-Nederland en Limburg.
    Trochelen Junius drieghen. Leviter consuere, Kiliaan (1588).

    Als ge een rok of kleed wilt ommaken, moet ge de zoom eerst trochelen. (lokale uitspr.: troëchele)

    Regio Haspengouw
    Bewerking door Georges Grootjans op 30 Nov 2024 15:35
    1 reactie(s)

    telloor
    (de ~ (v.), ~oren)

    eetbord

    zie ook: talloor, teljoor

    wnt bij teljoor:
    Daarnaast taljoor (in meer fransche spelling tailloor enz.); telloor, talloor, in een groot deel van Brabant en in het Land van Waas; talloore (vr.), in ’t Z.-O. van Vlaanderen; teljer, bij Schuermans (1865-1870). In ’t Westvlaams is een vrouweijke taljoore, teljoore.
    Bord, schotel, waarop vleesch wordt voorgesneden (in dezen zin lang verouderd); vervolgens, en dit is reeds in ’t Middelnederlands de gewone betekenis: tafelbord, etensbord, bord.

    “Moe, pakt es de telloren uit de kast.”

    “Stel u gerust: uit uw telloor zal ‘m niet mee-eten. Nietwaar, Floske? Gij lust het alleen maar van vrouwke’s telloor?”
    (Johan Fabricius – 2013 – ?Fiction https://books.google.be/books?isbn=9025863604)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 30 Nov 2024 15:34
    7 reactie(s)

    voorschoot
    (de ~ (m.), ~en)

    Zowel in Vlaanderen als in Nederland is een voorschoot een schort die men voor de ‘schoot’ bindt, bv. in de keuken.
    In Vlaanderen is de voorschoot ook de naam van een kledingstuk, eventueel met korte of lange mouwen, dat heel het lichaam bedekt om de kleren te beschermen. Het wordt vooral gedragen door vrouwen.
    In Nederland wordt dit een ‘jasschort’ genoemd.

    wnt:
    voorschoot: vrouwenschort: kleedingstuk dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleeren tegen vuil te beschermen, bep. bestaande uit een stuk stof dat met banden om het middel wordt bevestigd en vandaar van voren over den rok neerhangt. In burgerdrachten van vroeger en in regionale drachten ook algemeen als onderdeel van de alledaagsche dracht beschouwd; schort; boezelaar. Nog een gangbare dialectterm in Vlaams-Brabant, Antwerpen, Noord-Brabant en Oost-Vlaanderen. In meerdere dialecten is de r aan den volgenden sch geassimileerd en ontmoet men vormen als vooschoot, veuschoot, vusschoot.
    In dialecten in het Zuiden is het mannelijke geslacht het gangbare.

    Antwerps: verschoet en verschoei (meerv. verschoeien)
    Kempen: veuschoot, veuschoet, veschoot; mv.: veuschoeës, veuschoeën, veuschoeien
    Limburg: scholk
    Lumbutgse Kempen: jassescholk

    zie ook voorschoot, een ~ groot; verzamellemma kledij

    Vroeger moesten meisjes op school altijd een geruiten voorschoot aan.

    Eenen blauwen oft witten lynen voorschoot, Geschiedenis van Antwerpen Brabant, 1300-1450 (uit een inventaris der 16de eeuw). (Middelnederlandsch Woordenboek)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 30 Nov 2024 15:34
    9 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.