Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
een vervelend gevoel krijgen: een mengeling van afkeer, schrik, en moedeloosheid
uitspraak in Antwerpen, tweemaal doffe e
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen):
WE?BBE, ook soms WEBBE, znw.,m. – Van iet de(n) we?bbe hebben, er eenen hekel aan hebben, er eenen afschrik voor gevoelen.
“Ik moet morgen as getuigen op den tribunaal komen, ‘k heb er de’ we?bbe van.”
ook: het op zijn seskes krijgen, op de zenuwen werken
zie ook wubbes,
weubbes, de ~ krijgen van,
weubbe, de ~ hebben,
Ik moet morgen naar een receptie. Ik krijg er de webbe van.
niets, niemendal
ook in Antw.
Die gast gevonden in het bos had nikske aan.
- Oei, sorry!
- ’t Is nikske. (Het is niets. Het is niet erg.)
- Hoeveel ben ik u schuldig.
- Nikske.
jullie (voorwerpsvorm of na een voorzetsel; bezittelijk voornaamwoord 2e persoon meervoud)
uitspraak met -n voor klinkers
zie ook ulder, ulle
verwante vorm golle, zolle
Wij hebben olle zien voorbijkomen, maar denk nu niet dat golle ons gezien hebt.
Zolle hebben dat aan olle gegeven. Golle wèt dat goed genoeg.
“Dus slöt olle dochters oep en blefd bij olle vrouwe in ’t schijnsel van et neonlicht zen wij ni miêr te ouwe dus houd olle lief vanavond beter …” (Katastroof, Jagersdans)
Is da van olle hier?
lomperik
ook kloefkaffer
West-Vlaanderen: kloefekapper
M. De Coster (2007), Groot scheldwoordenboek: van apenkont tot zweefteef.
kloef(kapper): (in sommige Vlaamse dialecten, m.n. het Antwerps) lomperd. Betekent eigenlijk ‘klompenmaker’.
Hoe hebt ge da nu gemaakt, kloefkapper.
> andere betekenis van kloefkapper
1. iemand die overal blijft plakken; plakpleister
zie ook hangplaaster,
2. vuile persoon (die plakt van de viezigheid)
3. een kind dat zijn moeder maar niet kan loslaten
Antwerpen: plakplëster
Antw. Kempen: plakpleuster
Brugge: plakploaster
Mechelen, zuiderkempen: plekpleuster
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
- Oneigenlijk, gewestelijk (b.v. in Antwerpen) voor: een vuile, morsige persoon.
Mie is ‘en plakplaaster, ze plakt daar ze staat van de vuiligheid, (Cornelissen-Vervliet, 1899). ’En plakplaaster van ’ne’ vent, Ald.
- Figuurlijk. Iemand die overal blijft plakken, die niet van opstaan weet, plakker.
Hij is bekend veur ’en plakplaaster, ’Cornelissen-Vervliet)
Die plakploaster blùft overal plakken en zit dag en nacht op café (café, op ~).
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.