Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
ruiken, een geur verspreiden
Ge riekt naar look, wat hebt ge gisteren gegeten?
Die bloemen rieken goed.
er is iets louche, er klopt iets niet
Merkkleding te koop aangeboden in een café?!
Daar zal wel een reukske aan zijn…
zeer vermoeid, op het einde van de krachten.
zie ook: oep zijn, eind, aan het ~ zijn, bobijn, het ~ is af, zun bobbiene is of, kuis op zijn
< WNT: bnw. en bijw. Mnl. jakeloos, westvlaams djakeloos, tsakeloos De Bo (1873).
— Jakeloos loopen (draven, schooien, rondwandelen), moedeloos, troosteloos, verslagen, of iets derg.
“Een man zonder wijf die moet jaqueloos schoyen”, Eduard De Dene, Testament Rhetorical (1561)
zie ook djakke
Van dat namiddagje shoppen ben ik djakeloos gelopen.
zweep
< WNT: jak
znw. vr.; uitspraak der j op Fransche wijze.
Zweep, in Z.-Ndl.
- Iacke. Fland. j. kletsoore. Scutica, flagellum aurigarum, Kiliaan. (1599).
— De zweep … heeft de volgende namen: … Djak … Djek … Jak. Brabant en Vlaanderen (Schuermans)
Hij gaf zijn paard van de djakke.
" Koeien liggen … te herkauwen in de weide, en roerloos zit de wachter, de djak om den hals, bij den kant der gracht", Stijns, In de Ton.
uitgeput zijn, oververmoeid zijn
zie ook: djakeloos, bobijn, mijn ~ is af, kuis op zijn, oep zijn
De laatste 3 dagen heb ik maar amper geslapen, ik voel dat ik aan ’t end ben.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.