Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
eerste persoon enkelvoud van zijn in de Brabantse dialecten: ik ben
zie zijn ik
uitspr. ik zen, ik zain, …
Ik zijn gisteren naar de cinema geweest.
Ik zijn niet goed vandaag, al heel de dag scheel koppijn.
Ik zen er maar eens mee weg, denk ik. ’t Wordt al laat en morgen is er nog nen dag.
Ik zijn het allemaal wel een beetje beur gezien, die politiek. Altijd hetzelfde gedoe.
Ik zijn daar nog niet zo zeker van.
Ik zijn ne meter 79 groot. Gisteren toch nog.
overgeven of kotsen
zie ook: spougen, spijen, geubbelen, spauwen
Als je te veel bier hebt gedronken, moet je spouwen.
Hij had zoveel gedronken dat ’em moest spauwen.
overgeven, onpasselijk worden, kotsen, spouwen
ook in Vlaams-Brabant
VD 2OO5: gobbelen
onovergank. werkw.; gobbelde; h. gegobbeld
klanknabootsende vorming
(gewestelijk)
1. gulpen, gutsen
2. braken, overgeven
Na dat zwaar pakske friet moest ze geubbelen.
Iets verkeerd gegeten, ik heb moeten geubelen.
snoepje van kalisse in de vorm van geitenkeuteltjes, verpakt in een klein blikken rond doosje
Krijg ik nog een geitenkliske? Je hebt er nog genoeg!
scheerapparaat met een vlijmscherp gilettemesje
Waar ligt mijn krabber nu? Ik moet me dringend scheren.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.