Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
een zachtere distel variant, met lichter gekleurde bladeren en mindere harde stekels
nederlandse naam: “gewone melkdistel”; botanische naam “Sonchus oleraceus”
Het werd tijd dat hij zijn tuin een beetje opkuiste (opkuisen), die stond vol met duidistels en deze stonden bijna in zaad.
- keihard werken, zwoegen
- wringen, breken, kapot doen
zelfstandig naamwoord: gebruëk
zie ook bruëker, losbruëken
Ik probeerde die beton open te breken met de pioche, maar na een uur bruëken en wroeten had ik door dat ik iets anders moest verzinnen.
Bruëkt dat niet kapot.
loswringen, losbreken
vgl ook bruëken
Kempen: losbruëken
WNT:
Losbraken (I) (A, 1))), losbreken. In ‘t Antw.
- Den dief is losgebraakt, corn.-vervl.
- Maakt de, koei goe’ vast, da’ ze nie’ los en braakt, Ald.
Pas op! Den hond is losgebraakt.
zie losbraken, bruëken, bruëker
Hij heeft zijn eigen (eigen, zijn ~) uit die knelgreep losgebruëkt.
zie losbraken
Hij heeft zijn eigen (eigen, zijn ~) uit die knelgreep losgebruëkt.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.