Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
het gebabbel, gepraat
ook koutenance, koetnanche, koetenanse (en vroeger coutenantie)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: < Mnl. couten; ofri. kaltia. Gevormd van den wortel van Kallen
Koutenance, koutenantie, gezellig praatje, conversatie.
“Ze zat te horken naar vader die, rond den heerd, in koutenancie lag met den eenen of den anderen gebuur, die ne keer was komen ontsteken” Callebert bij De Bo (1869).
Waar mensen samen komen, kan er heel wat coutenansie zijn.
“… dach overghebrocht hebbende met Godts loven, ende heylighe coutenantie, als het begost doncker te worden, hebben samen met elcanderen gheten.”
(Hendrick vanden Zype, Abt van S. Andries neffens Brugghe, Den regel van S. Benedictus- 1625)
het gebabbel, gepraat
ook koutenance, koetnanche, koetenanse (en vroeger coutenantie)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: < Mnl. couten; ofri. kaltia. Gevormd van den wortel van Kallen
Koutenance, koutenantie, gezellig praatje, conversatie.
“Ze zat te horken naar vader die, rond den heerd, in koutenancie lag met den eenen of den anderen gebuur, die ne keer was komen ontsteken” Callebert bij De Bo (1869).
Waar mensen samen komen, kan er heel wat coutenansie zijn.
“… dach overghebrocht hebbende met Godts loven, ende heylighe coutenantie, als het begost doncker te worden, hebben samen met elcanderen gheten.”
(Hendrick vanden Zype, Den regel van S. Benedictus- 1625)
Babbeltje, praatje.
zie klappenansie, koutenantie
De cafébazin mist haar dagelijkse klappe nansje (babbel) met haar klanten sinds de verplichte coronasluiting.
“Typisch aan het café zijn de toog, de gezellige sfeer en de ‘klappe nansje’.” (hln.be 22 mrt. 2020)
zonderling, aardig of raar iemand
Gisteren stond een aardigaard in de lochting.
de helft
< volksetymologische ontwikkeling: van “den helft” met e-i wissel en wegvallen van de h > denilft, waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals nonkel en nonk ontstaan zijn uit “mon oncle” of “mijn onkel”
Hageland: milft, iets in de ~ doen
Mijn boterkoek heb ik in 2 gesneden en de nilft ervan opgegeten.
“Woarin da we t gès nie moetn ofrynn en woarin n éne nilft peist van wel en n andern nilft van nie,…” (uit een blog: De Zoomre van 2018)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.