Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
andere naam voor pierbollen
Op de smeir van ’t muziek waren ze nog eens aan het pieren.
andere naam voor pierbollen
Op de smeir van ’t muziek waren ze nog eens aan het pieren.
veel moeite doen om iets te zien, bv. om in het donker te lezen of fijn werk te doen, of om in de verte iets te zien
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
2. Op iets turen, met inspanning kijken naar iets kleins of fijns, om dit te kunnen onderscheiden.
“Op kleinen druk pieren”, Schuermans (1865-1870).
“As ge zoo met den avend blijft pieren, dan zullen oew oogen gauw bedörven zijn”, Cornelissen-Vervliet (1899).
“Pieren is slecht voor de oogen”, Loquela (Wdb.) (1907).
Ons moeder zei: “Steekt het licht aan. Zit zo niet te pieren, ge gaat uw ogen verknoeien.”
(politiek) verbetering of aanpassing van een tekst
Er komt wat teksttoilettage om zelfstandigen geen concurrentie aan te doen. (VRTNWS)
De reden hiervan heeft de Minister reeds in zijn antwoorden aan de Commissie uiteengezet. De teksttoilettage waarom het Rekenhof verzoekt – kan dan. (irisnet)
vlug, min of meer op goed geluk, iets of iemand grijpen en vasthouden
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Vastgrabbelen, (Zuid-Nederland) in ’t wild of rondtastend vastgrijpen
“Probeert, of hij het kaartje snel genoeg kan vastgrabbelen” Roothaert, Dr. Vlimmen (1936).
Wederk.
Als men valt, wilt men hem (zich) vastgrabelen, Gezelle (St.-Margriete, ± 1880).
Ze kon de kleine nog just vastgrabbelen toen hij de straat overliep.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
