Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Een lomperik of een simpele ziel.
verbastering van koekkapper
vgl kloefkapper
WNT: koekkapper
onhandig persoon, prutser
< Koekkappen (KUIPERS, CORN.-VERVL., JOOS 1900-1904, TEIRL.)
1°. volksvermaak waarbij een lange taaie koek, die op een blok wordt gelegd, met een daartoe ingericht bijltje volgens bepaalde regels moet worden doorgehakt.
2°. Doordat koekkappen een vaardigheid vereischt die men pas na veel oefening verwerft, heeft het ook de fig. bet. gekregen van: op eigen gelegenheid experimenteeren, omknutselen, prutsen.
Kunt ge niet zien wat ge doet, koekappel?
Een lomperik of een simpele ziel.
verbastering van koekkapper
WNT: koekkapper
onhandig persoon, prutser
< Koekkappen (KUIPERS, CORN.-VERVL., JOOS 1900-1904, TEIRL.)
1°. volksvermaak waarbij een lange taaie koek, die op een blok wordt gelegd, met een daartoe ingericht bijltje volgens bepaalde regels moet worden doorgehakt.
2°. Doordat koekkappen een vaardigheid vereischt die men pas na veel oefening verwerft, heeft het ook de fig. bet. gekregen van: op eigen gelegenheid experimenteeren, omknutselen, prutsen.
Kunt ge niet zien wat ge doet, koekappel?
Een lomperik of een simpele ziel.
verbastering van koekkapper
WNT: koekkapper
onhandig persoon, prutser
< Koekkappen (KUIPERS, CORN.-VERVL., JOOS 1900-1904, TEIRL.)
1°. volksvermaak waarbij een lange taaie koek, die op een blok wordt gelegd, met een daartoe ingericht bijltje volgens bepaalde regels moet worden doorgehakt.
2°. Doordat koekkappen een vaardigheid vereischt die men pas na veel oefening verwerft, heeft het ook de fig. bet. gekregen van: op eigen gelegenheid experimenteeren, omknutselen, prutsen.
Kunt ge niet zien wat ge doet, koekappel?
Een afgevallen appel die gebruikt wordt om appelspijs voor vlaaien mee te maken.
WNT:
groote witachtige appel, ook weitebrood geheeten.
Dirkappelen …, witappelen …, koekappelen …, geelappelen, Uit een veilingsber. (Sept. 1933, N.-Brab.; zie ook CORN.-VERVL. 1831).
Ik heb wel twee emmers koekappelen geraapt.
Een esdoorn.
verbastering van herzelenteer
Het tweede deel van de samenstelling “teer” – dikwijls ook “ter” – betekent boom. Zoals in ’t Engels “tree”.
MNW: tere
znw. m. of vr. Het woord beteekent boom, en is identisch met eng. tree; got. triu; ofri. trê, ags. treo, trio; onr. tré, en verwant met gri. doru en drûs. In de duitsche talen is het slechts bewaard als tweede lid van samenstellingen; ohd. -tar, mhd. -ter, hd. -der.
afleidingen met ~teer, ~tere vindt men in appeltere, noteltere, haseltere, en in andere Belgische boomnamen (doch zonder bewijsplaatsen): hardenteer, harenteer, herzelenteer, en den geslachtsnaam Notelteirs (uit Schuermans; vgl. nog esselteren (Cout. v. Brussel 1, 379; 17de eeuw).
In de Canadese vlag staat een blad van een hezzelenteer.
Hezzelenteersiroop is lekker op pannekoeken.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.