Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1. smeren
2. lekker eten, zich te goed doen. zie smeir
> In het Waasland en in de Kempen.
3. smeiren, het roken van marihuana (Oost-Vlaanderen)
4. er vanonder muizen, hem smeiren, het afsmeiren, het afbollen (‘m smeren’, ervandoor gaan is SN)
uitspraak met zware e
1. Mijne auto heb ik laten smeiren en nu smeir ik mijn boke met goeiboter en choco.
2. Toekomende zaterdag hebben we teerfeest van de fanfare en dan gaan we er eens goed van smeiren.
3. Smeiren: Jovi vroeg of ik een joint wou smeiren maar ik zei neen, omdat ik tegen drugs ben.
4. Ze is hem gesmeird met heel den inboedel en de kinderen.
zwart vet, smeer
uitspraak met zware e
Er hangt smeir aan mijn broekspijp van de veloketting.
> andere betekenissen van smeir
klap, slag, oorveeg, smeer
uitspraak met zware e
Onverwachts kreeg ik daar een smeir rond mijn oren dat ik ervan duizelde.
> andere betekenissen van smeir
Jaarlijks feest van een vereniging waarbij een deel van de clubkas wordt aangewend om spijs en drank te betalen en waarbij duchtig “gesmeird” wordt.
uitspraak met zware e
zie smeiren
> afleiding van smeren, zoals o.a. boter op brood/pistolets
Ze hadden veel te veel eten besteld voor de smeir van de visclub. Ze hebben den overschot onder de leden verdeeld.
> andere betekenissen van smeir
Jaarlijks feest van een vereniging waarbij een deel van de clubkas wordt aangewend om spijs en drank te betalen en waarbij duchtig “gesmeird” wordt.
uitspraak met zware e
zie smeiren
> afleiding van smeren, zoals o.a. boter op brood/pistolets
Ze hadden veel te veel eten besteld voor de smeir van de visclub. Ze hebben den overschot onder de leden verdeeld.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.