Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
ben ik
< de eerste persoon enkelvoud van zijn: “ik zijn”
< in inversie: “zijn ik”
< Uitspraakvarianten: ik zaon, ik zén, ik zaain, zennek, zènk, zènkik, zennekik,…
< in de provincies Antwerpen en Vlaams Brabant en ook op de grensgebieden
Ah, gij zegt niks tegen mij. Zijn ik niet goed genoeg misschien?
eerste persoon enkelvoud van zijn in de Brabantse dialecten: ik ben
zie zijn ik
uitspr. ik zen, ik zain, …
Ik zijn gisteren naar de cinema geweest.
Ik zijn niet goed vandaag, al heel de dag scheel koppijn.
Ik zen er maar eens mee weg, denk ik. ’t Wordt al laat en morgen is er nog nen dag.
Ik zijn het allemaal wel een beetje beu gezien, die politiek. Altijd hetzelfde gedoe.
Ik zijn daar nog niet zo zeker van.
Ik zijn ne meter 79 groot. Gisteren toch nog.
Ik zen Zen aan ’t studeren, maar zun zijn geen Zen aan ’t studeren.
in Nederland is de sterke vervoeging waaien-woei-gewaaid nog vrij algemeen in gebruik, in Vlaanderen wordt daarentegen zo goed als uitsluitend nog de zwakke vervoeging gehanteerd
’t Waaiden eergisteren zo hard dat de gebuur zijn populieren amaal zijn omgewaaid.
terug, weer, opnieuw
ook in Gent
Wacht eftjes, je moet hy myn nog myn wisselgeld weregeevn. (Wacht even, hij moet mijn wisselgeld nog teruggeven.)
’k Zyn hier were, mo sebiet zyn ’k were weg wi, salut! (Ik ben hier terug, maar straks ben ik weer weg hoor, tot ziens!)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.