Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
iemand met een gezonde appetijt die veel kan eten
WNT:
Verder: Smeerpere, gewestelijk , b.v. te Gent, voor: iemand die veel eet
- ’t Was zulk ’n smeerpere van e manneke: ’t at al op dat ’t hadde, Loquela 7, 14 (1887)
Als het op pizza eten aankomt is mijn zoon een echte smeerpeer.
iemand die alle nieuwtjes komt vertellen
in prov. Antw.: “de gazet”
Nu gaan we het weten, de gazet van Antwerpen komt binnen.
We weten het, de gazet is al geweest, iemand heeft het reeds verteld.
zieden, koken
zie ook zoeën, gezoden, zooije
ook in de Kempen
in Antw.stad enkel in ‘gezoije worst’ en gezoden en gebraden
WNT: zooien: zoeien, zoden
< Mnl. soyen, naast zieden. Thans nog gewestelijk.
Deze aardappelen zijn niet lang genoeg gezooid.
Deis pataate emme ni lank genoeg gezooije.
In Leive schroëve me zooije. De petaate emme ni lank genoeg gezooije. (Leuven)
De ketel zojt = de moeir zojt (Groene Gordel)
De soep zooit ofte de soep kookt (Brussel)
De patatten hemmen staan te zeujen. (Kempen)
In Antwerpen eten ze geire gezooije weust.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.