Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
negentig.
Vermoedelijk van het Oudgermaanse ‘tien-negen’: *‘hant-negen’ > *‘t-negen’, waarvan de t in het Standaardnederlands enkel bij ‘t-achtig’ is bewaard en waaraan opnieuw het suffix ‘-tig’, zijnde tien, werd toegevoegd.
Of minder waarschijnlijk: gevormd naar analogie met ‘tachtig’.
De vorm ‘tnegentig’ is zeldzamer dan de andere, want moeilijk uitspreekbaar.
?Tveertig, tvijftig, tsjestig, tsjeeëntig, tachtig, tnegentig.
Mijn pépé en mémé zijn allebei in de tnegentig geworden, hij eenennegentig en zij vierennegentig.
vijftig.
Vermoedelijk van het Oudgermaanse ‘tien-vijf’: *‘hant-vijf’ > *‘t-vijf’, waarvan de t in het Standaardnederlands enkel bij ‘t-achtig’ is bewaard en waaraan opnieuw het suffix ‘-tig’, zijnde tien, werd toegevoegd.
Of minder waarschijnlijk: gevormd naar analogie met ‘tachtig’.
?Tveertig, tvijftig, tsjestig, tsjeeëntig, tachtig, tnegentig.
Der zijn tweeënvijftig weken in e jaar.
veertig.
Vermoedelijk van het Oudgermaanse ‘tien-vier’: *‘hant-vier’ > *‘t-vier’, waarvan de t in het Standaardnederlands enkel bij ‘t-achtig’ is bewaard en waaraan opnieuw het suffix ‘-tig’, zijnde tien, werd toegevoegd.
Of minder waarschijnlijk: gevormd naar analogie met ‘tachtig’.
Tveertig, tvijftig, tsjestig, tsjeeëntig, tachtig, tnegentig.
Mijne kozijn was al negenenveertig toen dat hij trouwde.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.