Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    klefferen
    (ww. klefferde, heeft geklefferd)

    klimmen, klauteren

    ook in Vlaams Brabant
    zie ook klaverkatte

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Klaveren
    > klauteren, klafotteren, klauwieren, klauwieteren
    in N.-Brabant en Vlaamsch België: KLAFEREN
    gewestel.: KLEVEREN
    In Westel. N.-Brab. en in deelen van Vlaamsch België: KLEFFEREN
    Zich met armen en handen, knieën, voeten —, van dieren: met de voorste en achterste ledematen en, bij katachtige dieren, met behulp van nagels, klauwen, in iets (boom, paal) —, tegen iets op, — behendig of moeizaam — omhoog werken. Als een woord van de eigenlijke volkstaal: boven den Moerdijk onbekend en niet in gebruik, en, bij Hollandsche auteurs: uit het Zuiden ontleend.
    Klaferen, voor klaveren (Antw.), in Br. en de Kemp. zegt men klefferen, ook kreffelen, schuerm. 1865-1870
    ook: kruipen van baby over de grond
    - De kat kleffert op den boom, de bo 1873.
    - Dieë kwaêjongen kleffert overal op, corn.-vervl.

    Ons Joske kleffert geren in de bomen.

    Als de hopman in de boom kruipt, klefferen hem al de welpen na. (Dr. Fa Claes: http://www.literatuur.comli.com/)

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:13
    3 reactie(s)

    klak
    (de ~, (m.), ~ken)

    kwak

    dim., klakske
    een klakske kan ook een klak zijn, zelfs een grote (in WVL althans)

    prov. Antwerpen: klod

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Klodder, kwak, klad, smet van slijk of vuil.
    Een klakke spog. Klakken spuwen. DE BO (1873)
    De klakken modder zitten an dat peerd zen pooten. Ald.

    Piet bestelt een portie frieten.
    ‘Doe er maar nen grote klak mayonnaise bij’ roept hij de dienster na.

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:11
    5 reactie(s)

    klak
    (de ~ (v.), ~ken)

    pet

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: klak
    KLAKKE —, znw. vr. Naam voor verschillende hoofddeksels, van welken de oorsprong niet is na te gaan.
    1. In Vlaamsch België (en ook in Nederlandsch Limburg): de naam voor het hoofddeksel van mannen, knapen en jongens dat in Nederland pet heet: een soort van ronde muts of baret met een stijve klep van voren.
    2. Eertijds in de Kempen. De naam van een lederen hoofddeksel der kleine meisjes, dat het geheele hoofd als een muts bedekte (Cornelissen-Vervliet (1899)).
    3. In de Zaanstreek. De naam voor het huismutsje (van fluweel of andere stof) dat oude heeren dragen; kalotie.

    ?Aanmerking. — Klak als naam voor een heerenhoed dien men toe kan slaan of in elkaar kan drukken om hem onder den arm te kunnen dragen, is een ander woord, ontleend aan Frans ‘chapeau claque’.

    zie ook amai mijn klak,
    klak, er met de ~ naar gooien,
    klak, er met uw ~ hene slaan,
    met de klak rondgaan,
    klak, zijn ~ is aan zijn kop vastgegroeid,
    Jef klak

    Billy Zane2
    Man met klassieke klak

    Opa draagt altijd zijn klak.

    Dien Johnny heeft een belachelijke klak op.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:11
    0 reactie(s)

    gelijk
    (bw.)

    om het even, eender

    taaladvies.net: status standaardtaal in België onduidelijk

    Van Dale 2013 online:
    onderling niet afwijkend, synoniem: overeenkomstig

    zie ook gelijk wie, gelijk hoe, gelijk wanneer, gelijk welk, gelijk wat, …

    Om zeven uur of om acht uur? Het is mij gelijk, zeg het maar.

    Mij gelijk wat we eten, alleen geen frieten want die heb ik deze week al twee keer geten.

    Gelijk wat hij doet, het is verkeerd.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:09
    0 reactie(s)

    gelijk
    (voegwoord)

    zoals, (even)als, alsof

    VMNW: ghelike
    Oudste attestatie: Brabant-West, 1265-1270
    Verkorting van de verb. ghelike alse, uit het bw. ghelike en het vw. alse. Na weglating van alse neemt het oorspronkelijke bw. de voegwoordfunctie over.
    Mar wildi mi nv staen in staden Gelic gi hebbet uremden lieden Gedaen. Lutg.K p. 112, r. 4-6, Brabant-West, 1265-1270

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Als voegwoord van wijze.
    Evenals het voegw. als, wordt gelijk ook gebezigd, om de wijze, waarop iemand of iets voorgesteld wordt, bij vergelijking te kennen te geven. Het staat dan in beteekenis nagenoeg gelijk met als zelf, met of ’t ware of als ’t ware.
    In deze toepassing echter komt het thans weinig meer voor, ofschoon in Vlaamsch België nog in gebruik (SCHUERM., Bijv. 93 (1883)).

    Uw manieren en principes zijn juist gelijk uw vader.

    Gelijk het er nu naar uitziet zal er misschien toch nog een regering komen.

    Ik ben weer helemaal de oude, gelijk ge ziet!

    (Ge)lijk da gij weet hoe dat da moet.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:09
    1 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.