Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
het bakken
meestal in samenstellingen: zie wafelenbak, pannenkoekenbak, koekenbak
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
WNT: Het bakken; in Noord-Nederland niet in gebruik.
Den bak leeren. Hij kent wel den bak, De Bo (1873)
- het baksel: in toepassing op door bakken bereide spijzen.
Koekebak, taartebak, wafelbak (De Bo (1873))
Den bak had succes dees jaar. Volgend jaar terug wafelen en pannenkoeken?
Is den bak gelukt?
op de lappen gaan, van ’t een café naar het ander
Als we nog eens op den boemel gaan, moeten we Charrel meenemen. Die brengt leven in de brouwerij.
een mep, een slag, een boks, nen toek
zie ook: koven
WNT: Oorveeg.
Koof … Klap. Soufflet, v. d. velde-sleeckx.
Hij kreeg ’en koof om zijn ooren, corn.-vervl.
Gij krijgt sebiet een koof in ou gezicht.
(pejoratief) boel, spullen, een hoop onbeduidende zaken
zie ook: batteklank, bataklan
< Frans: ‘bataclan’ = rommel < waarschijnlijk gevormd door klanknabootsing
ook in prov. Antw.
Ze heeft hem met heel zijn battaklang buitengegooid.
- Een meisje of jongen die graag en veel komen flodderen, knuffelen, flemen
- Een koosnaam voor een aanhankelijk klein kindje: dim: flodderke
zie ook: floddermie, floddergat
Ons Nele is een flodder. Ze is op de schoot van ons oma niet weg te krijgen.
Kom eens hier mijn klein flodderke, kom eens bij ons oma zitten.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.