Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
historische datief/accusatief van ‘wie’, die in de rest van het taalgebied is verzwonden
ook nog in de westerhelft van Oost-Vlaanderen
Mijne man hee wel zijn gebreeke, moar wien ester zonder? (sosseteit.gent)
Wien Is ’t Hof van Commerce? (documentaire/mockumentaire uit 2018)
vaak als toevoeging gebruikt na een ander voeg-, bij- of voornaamwoord
komt rechtstreeks uit het (zuidelijk/Vlaams) Middelnederlands (zie commentaren)
Hij vroeg of dat gij eens wilde komen.
Wanneer dat? Hoe dat?
Volgende voorbeelden geplukt van Taallink 1.2.2010:
Het zijn altijd dezelfde mensen die dat dat beweren.
We zoeken uit wanneer dat de trein weer kan vertrekken.
Het is een pan waarmee dat ik vaak eenpansgerechten maak.
taaltelefoon.be:
Tussen een hoofd- en bijzin wordt in gesproken taal in België soms dat als extra voegwoord toegevoegd. Dat is geen standaardtaal. In verzorgde spreek- en schrijftaal kunt u het overtollige dat beter weglaten.
•Weet jij nog hoe dat die man heet?
•Ze wist niet meer wie dat ze gezien heeft.
•Hij zoekt wel uit waar dat ze te vinden zijn.
•We zoeken uit wanneer dat de trein weer kan vertrekken.
•Ik weet niet of dat dat wel oké is.
•Het zijn altijd dezelfde mensen die dat dat beweren.
•Het is een pan waarmee dat ik vaak eenpansgerechten maak.
> andere betekenis van dat
in Vlaanderen wordt ‘dat’ (eigenlijk da) als betrekkelijk voornaamwoord gebruikt voor alle drie de woordgeslachten, ‘die’ (en dienen/diejen) wordt voor mannelijke en vrouwelijke woorden enkel als aanwijzend voornaamwoord gebruikt
merk op dat dit hoegenaamd niets verandert aan de woordgeslachten zelf: men heeft het dan wel over (o.a.) “een overheid da nie marcheert”, maar men zal nimmer “dat overheid” zeggen, het blijft “die overheid”
in West-Vlaanderen en bijgevolg het West-Vlaams treedt het omgekeerde fenomeen op, daar is ‘die’ dikwijls het betrekkelijk voornaamwoord voor alle drie de geslachten, maar ook daar verandert dit niets aan de geslachten zelf en blijft het “’t huis die” en nooit “de huis die”
komt rechtstreeks uit het Middelnederlands (zie commentaren)
Seg, diene jongen dat daar staat, is da nie ’t lief van dingske?
> andere betekenis van dat
vaak als toevoeging gebruikt na een ander voeg-, bij- of voornaamwoord
komt rechtstreeks uit het (zuidelijk/Vlaams) Middelnederlands
Hij vroeg of dat gij eens wilde komen.
Wanneer dat? Hoe dat?
Volgende voorbeelden geplukt van Taallink 1.2.2010:
Het zijn altijd dezelfde mensen die dat dat beweren.
We zoeken uit wanneer dat de trein weer kan vertrekken.
Het is een pan waarmee dat ik vaak eenpansgerechten maak.
taaltelefoon.be:
Tussen een hoofd- en bijzin wordt in gesproken taal in België soms dat als extra voegwoord toegevoegd. Dat is geen standaardtaal. In verzorgde spreek- en schrijftaal kunt u het overtollige dat beter weglaten.
•Weet jij nog hoe dat die man heet?
•Ze wist niet meer wie dat ze gezien heeft.
•Hij zoekt wel uit waar dat ze te vinden zijn.
•We zoeken uit wanneer dat de trein weer kan vertrekken.
•Ik weet niet of dat dat wel oké is.
•Het zijn altijd dezelfde mensen die dat dat beweren.
•Het is een pan waarmee dat ik vaak eenpansgerechten maak.
> andere betekenis van dat
-heid
(lokale uitspr. -ighèts)
ook (en wijder verspreid) zonder -s: igheid
Voorbeelden: sjaunighèts (schoonheid), kollèèrighèts (woede, gramschap), ambetantighèts (verveeldheid, wrevel), grienighèts (gierigheid), hêllighèts (hardheid), loempighèts (domheid), zjeloêzighèts (jaloersheid), verkaddighèts (verkoudheid) …
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.